Wachten op Margot
Ook al heb ik een dagje vrij, ik heb mijn wekker gezet op 7 uur. Voldoende tijd om me te wassen, te ontbijten en alvast al een beetje op te ruimen. Het is 8 uur en met een brede glimlach verwacht ik elk moment dat er wordt aangebeld.
“Ze is 22 jaar’ had het interimkantoor me gezegd. “En heel enthousiast om te beginnen.” Daar was ik blij om. Enthousiaste mensen, daar hou ik wel van. Mensen die in het leven willen bijten en er elke druppel van willen opzuigen. Die er willen invliegen. Er een lap op willen geven. Die ervoor gaan, zoals dat heet.
Ik stel me Margot voor met lange blonde haren. Een Zweeds type. Waarom weet ik niet. Blozende wangen, makkelijke kledij. Misschien een legging, joggingbroek of een jeans. Met daarop een T-shirt van Zeeman met blauw/witte strepen. Of iets anders niet te duur. Tenslotte is het werkkledij, met javel kan je nooit weten. Ik stel me voor dat ze in haar handen klapt en zegt: “Zo, ik ga er eens een keertje invliegen. Ik ga er helemaal voor gaan. We geven er een lap op. Waar staat de javel?” Ik word al helemaal blij.
8u20 ‘Misschien moet ze nog wat zoeken, ze kent deze buurt niet’
8u40 ‘De ochtendspits kan erg zijn tegenwoordig.’ Willekeurige gedachten. Zo gaat dat als je op iemand wacht. Het wachten is een handeling en tegelijkertijd ook niet. Een mengeling van verveling en blijde verwachting.
Margot staat aan het begin van haar volwassen leven. Ik voel meteen sympathie voor haar. Toen ik 22 was, schreef ik me ook in bij interimkantoren. Mijn eerste opdracht was voor de ASLK. Ze hadden hun eerste betaalautomaat geïnstalleerd. Mijn taak hield in om bij die automaat te gaan staan en aan iedereen die binnen kwam een flyer geven met daarop de instructies en een paar geruststellende woorden. Het was een rotjob. Maar wat wil je, met een diploma van paardrijinstructeur. ‘Zonder noemenswaardig diploma mag je blij zijn met elke kans die ge krijgt’ had de uitzendconsulente me toegefluisterd. 280 belgische franken per uur werd ik betaald. God, wat een saaie job was dat. Er kwam namelijk geen kat over de vloer. En dan stond ik daar maar. Te staan. En te wachten. Een mens maakt wat mee op die leeftijd. En als er dan toch eens een oud vrouwtje binnen kwam keek ze me vuil aan. Nee, een flyer wilde ze niet. ’s Middags at ik mijn boterhammen op in een kein keukentje. De bankbedienden gunden me geen blik. Maar och, ik was blij met de kans. Aan het begin van je volwassen leven dien je te investeren. Het plukken van de vruchten komt later. Zo ging dat toen in die tijd. Liever dat dan te gaan stempelen. Stel je voor. Na drie weken besloot de ASLK dat de klanten wel zouden gewend geraken aan het werken met de betaalautomaat zonder hostess (want zo luidde mijn officiële functietitel). Ze zagen me daar maar staan vanachter hun desk. ‘Die investering brengt niet op’ moeten ze gedacht hebben.
9 uur. Ik bel het interimkantoor. Ze zijn verbaasd dat Margot er niet is. Een uur later bellen ze me terug. Margot stond om 8 uur bij het verkeerde huis. ‘Ocharme, het kind. Je eerste werkdag en dan aanbellen bij het verkeerde huis.’ ‘Ze komt er zo aan.’ krijg ik te horen. Ik ben blij. Het is niet makkelijk dezer dagen om een enthousiaste poetshulp te vinden waar je gedurende geruime tijd op kan rekenen. En nu kan je veel zeggen over de jeugd van tegenwoordig. Je zou kunnen zeggen dat ze gemakzuchtig zijn, of verwend, of lui. Maar aan veralgemeningen doe ik niet. Toch niet terwijl ik wacht. En by the way, Margot is zo niet. Ze is enthousiast om te beginnen. Aan haar volwassen leven en aan haar eerste werkdag.
Mijn tweede interimopdracht had evengoed poetsen kunnen geweest zijn. Had ik ook wel gedaan, al heb ik ernstige twijfels over mijn niveau van competentie gezien mijn legendarische twee linkerhanden. Het werd: enquetes afnemen. Ach ja, waarom niet. Van het één kwam het ander, en ik ben 20 jaar blijven plakken. Bij hetzelfde bedrijf. Telkens blij met een nieuwe kans. Dat waren nog eens tijden.
11 uur. Margot is er nog steeds niet. ‘Mmm, ik moet boodschappen doen, maar kan het huis natuurlijk niet verlaten. Beetje vervelend is dat, maar belangrijker is het feit dat je een nieuwe poetshulp hebt. Ze zal wel komen.’ Willekeurige gedachten, sussend. Terwijl ik wacht. Het wachten op verlossing van een vuil huis. Ik wed dat Margot iemand is die voldoening schept in het poetsen. Zo’n mensen bestaan. En ik heb er onnoemelijk veel respect voor. Ieder zijn vak. Wat je doet maakt niet uit, als je het maar graag doet. Toewijding. Ik hou van dat woord. Toewijding. Het klinkt een beetje ouderwets. Gelukkig dat interimkantoren bestaan, ze geven kansen aan mensen die een trein hebben gemist. Zoals ik, een fout diploma voor de arbeidsmarkt. En toch nog goed gekomen. Een mens maakt wat mee. Gedachten gaan hun eigen weg.
11u30 Ik wacht nog steeds. ‘Misschien is er even iets tussengekomen. Ze zal wel komen. Maar nu wordt het toch wel al laat.’ Willekeurige, sussende en lichtjes geïrriteerde gedachten. Zo gaat dat als je op iemand wacht. Het wachten gaat gepaard met herhaaldelijk in de richting kijken vanwaaruit degene op wie je wacht zal komen. Alsof het kijken het komen van de ander zal versnellen. Een mens moet toch wat.
12 uur. ‘Misschien heeft ze wel een ongeluk gehad.’ Ik ben een beetje ongerust. Mijn gsm rinkelt. ‘Margot heeft telefoon gekregen van haar mutualiteit. Ze moet papieren binnenbrengen. Van zodra ze dit gedaan heeft komt ze onmiddellijk naar jou’ verzekert de vriendelijke uitzendconsulente mij.
‘Goed. Dat is goed. Jaja, mutualiteit. Het is belangrijk dat de papieren in orde zijn. Je kan daar veel miserie mee hebben. Margot is een enorm mooie naam. Ik kijk er naar uit om haar te ontmoeten.’ Tenslotte neem je een poetshulp toch een beetje op in je gezin. Je geeft de huissleutel, je hoort persoonlijke verhalen, ze weet hoe je onderbroeken eruit zien, er groeit een band. Ik wil dat Margot zich goed voelt bij ons.
Ik steek een was in de wasmachine, haal de vaatwasser leeg en vul hem. Ik plak een briefje op de voordeur met ‘ik ben even bij de dieren, ik kom er zo aan.’ Stel je voor dat ze voor mijn deur staat, net op het moment dat ik de dieren aan het verzorgen ben. Weer voor een gesloten deur. Stel je voor.’
14 uur en nog steeds geen Margot. ‘Misschien was ze na de mutualiteit even over huis gegaan, een mens moet toch eten.’ Boven mijn hoofd cirkelen vraagtekens. Ik construeer scenario’s en zie Margot voor me, ik zie haar schuldgevoel als ze aanbelt. ‘Sorry dat ik te laat ben, het is allemaal een beetje uit de hand gelopen. Maar hier ben ik dan, klaar om erin te vliegen.’
‘Ocharme het meisje. Het is niet makkelijk als je jong bent.’ Ik wacht. Werk een beetje. ‘Zal ik toch alvast al wat stofzuigen? Dat kan geen kwaad. En ik zal toch ook alvast maar de wc’s poetsen. Dan hoeft ze dat alvast niet te doen op haar eerste werkdag.’
15 uur. Ik bel naar het interimkantoor. ‘We kunnen haar niet bereiken maar hebben een bericht ingesproken op haar voicemail. Misschien komt ze nog. Dan kan ze toch nog wat afstoffen en de living doen met nat.’ Ik werk ondertussen aan een offerte en doe wat telefoontjes met klanten. Zo gaat dat op mijn vrije dagen. Ik wacht niet meer op Margot. En toch en toch. Zo nu en dan kijk ik in de richting van de oprit. Misschien toch…
Het is bijna 17 uur. ‘Raar, vreemd, ik snap het niet. Margot meisje. Waar was je toch. Misschien heb je ons huis gezien en vond je het lelijk. Of onsympathiek. Ik vind zelf niet dat we een onsympathiek uitziend huis hebben, maar smaken verschillen nietwaar. Of wil je misschien niet werken voor iemand met een Volkswagen. Misschien is dat tegen je principes. ’ Willkeurige dwaze gedachten. Het wachten doet iets met een mens.
Ik bel nog eens naar het interimkantoor en voel me een stalker. Wat een job, uitzendconsulente. Ik heb het jarenlang zelf gedaan. In Vilvoorde. Hoorde ontelbare malen “is niet komen opdagen”. En belde dan en hoorde dan verhalen allerhande. “Ik moest papieren gaan brengen naar de mutualiteit.” Dat was een klassieker. Of ook: “Er was een konijn in mijn fiets gesprongen.” Je maakt wat mee. Ik sympathiseer dus met de uitzendconsulentes van deze wereld. Zij kunnen er ook niets aan doen dat sommige mensen te lui zijn om uit hun ogen te kijken. ‘Hola, maar misschien is er echt iets gebeurd, een mens mag niet bevooroordeeld in het leven staan.’
“Margot krijgt geen nieuwe kans meer.” De uitzendconsulente klinkt verontwaardigd. “Ze was ronduit onbeleefd aan de telefoon toen ik haar vroeg waarom ze niet was komen opdagen. Ze zei: “ik ga wel stempelen, denktegaai dakkik maai gon meug maken met te keussjen misschien. En geef me maar aan bij de RVA, ze smijten mij toch niet van de dop.”
Margot is 22 jaar. Ze staat aan het begin van haar volwassen leven. Ik begeef me naar de supermarkt. Een magnoliaboom staat in bloei. De lente heeft de belofte van bloesems weer ingevuld.
(Vlaanderen telt eind januari 2014 239.973 werkzoekenden. Dit zijn er 24.782 of 11,5% meer dan vorig jaar. Het groeiritme van de vrouwelijke werkloosheid (+11,8%) is groter dan het mannelijk stijgingsritme (+11,3%).) (bron: VDAB.be)