Afstand
De Amerikaanse antropoloog Edward T. Hall ontdekte in 1966 dat er 4 zones zijn die wereldwijd mensen toepassen in functie van de afstand die men ten opzichte van elkaar aanhoudt: de intieme zone (0-45 cm), de persoonlijke zone (45-120 cm), de sociale zone (120-360 cm) en de publieke zone (360-750 cm).
zie “personal space experiment”, leuk candid camerafilmpje, los van de reclameboodschap die erop volgt: http://www.adrants.com/2011/02/personal-space-invader-calls-attention.php
Je herkent het wel. De liftdeur gaat open en er stappen 6 mensen in. Het voelt oncomfortabel, je gaat verwoed naar het plafond staren, geïnteresseerd je de toppen van je schoenen bestuderen of druk sms’s. Oogcontact, dat je als een vorm van aanraking zou kunnen beschouwen, is er écht teveel aan. Té dicht. Je kan het fysisch voelen, maar negeert dat gevoel omdat het niet past om in zo’n lift luidop te zeggen: “goh, mijn hart klopt in mijn keel en ik voel dat ik begin te zweten omdat jullie allemaal zo dicht bij mij staan.” Contact is uit den boze. Dus wat doen we: we drukken dat gevoel weg, negeren het, en doen alsof het er niet is. Wij mensen doen dat zo dikwijls dat we vergeten te voelen in welke mate dit in de dagdagelijkse communicatie toch speelt.
Tijdens de training “Assertiveness from Within” die Triangis uitrolt dit najaar bij Puratos, doen we een oefening: “the Bubble”. Deze oefening wordt zonder paarden gedaan, en leert de deelnemers om heel bewust hun persoonlijke ruimte te voelen. Stilstaan bij de lichamelijke gewaarwordingen wanneer in deze ruimte wordt “ingebroken”, leren erop te vertrouwen en leren om op een gewenste manier zijn/haar “grens” te trekken. Want, net als bij de lichamelijke ruimte, is er zoiets als de “mentale persoonlijke ruimte”.
Een deelnemer (X) vertelt: “Nu pas begrijp ik waarom het lijkt alsof mijn keel dichtgeknepen is en ik niet goed uit mijn woorden kan komen, telkens mijn baas op mijn bureau gaat zitten om mij een vraag te stellen.” Hij besluit om de volgende keer als zijn baas op zijn bureau komt zitten, recht te staan. Wat was het gevolg: de baas veerde ook recht en het gesprek – beiden rechtop- verliep zoals gewenst. X had geen last van dichtgeknepen keel en kwam helder uit zijn woorden. Of (Y) vertelt: “Mijn vriendin onderbreekt me voortdurend, ik merk hoe ik me, letterlijk en figuurlijk, meer en meer afkeer van haar.
Of de manager van (X ) bewust op het bureau van zijn werknemer ging zitten weten we niet, feit is wel dat zowel bij mensen als bij andere dieren, de afstand wordt ingezet in diverse vormen van machtstrijd. Lyndon B. Johnson, die van 1963 tot 1969 president was van Amerika, kwam telkens, als een bewuste strategie, zeer dichtbij staan/zitten bij degene met wie hij in onderhandeling was. Zo dichtbij dat deze achteruit deinsde. (bron Quest psychologie, nr 1, 2011).
Dit zijn primitieve vormen van machtstrijd, die we (gelukkig) beschouwen als achterhaald en voorbijgestreefd. Ik herinner me ooit in een cursus geleerd te hebben dat je een sollicitant altijd op een lagere stoel moet neerzetten dan jouw stoel, en dat je altijd een bureau tussen jou en de sollicitant moet hebben staan. De psychogeografie is trouwens bezig met onderzoek naar zulke effecten, ook in groepsprocessen (bv mensen in een cirkel laten zitten geeft een ander effect dat ze in twee rijen achter elkaar op te stellen). Boeiend allemaal, daarover zal ik het wel eens een andere keer hebben.
Terwijl ik de beelden van “The Bubble” monteer (training waar paarden bij zijn betrokken worden steeds gefilmd om de deelnemers een mooi souvenir te kunnen geven), merk ik weer hoe verschillend ieders persoonlijke ruimte is, hoe sterk het lichaam reageert als onze grens daarin wordt overschreden, en vooral ook … hoe verrassend het is om er ons bewust van te worden. We zijn weinig bewust van onze eigen ruimte, en ook weinig bewust voor andermans ruimte. Hoe gaan we trouwens om met de totale ruimte van onze planeet, nu we met 7 miljard zijn?
Het lijkt me leuk dat we 1 dag per jaar uitroepen tot “Bubble-dag”, een dag waarop we behoedzaam, met zorg voor zichzelf en de ander, omgaan met “persoonlijke ruimte”.
Aan wie ik deze fascinatie voor “persoonlijke ruimte” te danken heb? Aan Wasabi, mijn witte merrie. Zij is zich zeer bewust van haar ruimte, en vraagt (soms met flinke aandrang) deze te respecteren. Zij leerde mij dat nabijheid, wat ik als “warm” interpreteerde, eigenlijk ook kan betekenen : “respectloos” of “egoïstisch”.
Zo glimlach ik inwendig wanneer ik moeders te pas en te onpas hun kroost zie omhelzen, en het kind achteruit deinst. Too much, too close. Mensen die erg “aanrakerig” zijn leren via paarden dat dit erg invasief kan zijn voor de ander. En dat je tevens ook het recht hebt om de ander op afstand te houden, als je voelt dat je dat nodig hebt.
Afstand kan respect betekenen, in beide richtingen.
Dat leerde ik van dieren.