we zijn er weer vanaf

 

Plots realiseer ik me: we zijn er vanaf. Februari, en dan is het gedaan.

Schluss, finito, gedaan. Oef. Geen ge-“beste wensen” meer. Gedaan met het ongemakkelijk aarzelen (geven we elkaar nu 2 of 3 zoenen op de wang), gedaan met het routineuze: – “Beste wensen voor het nieuwe jaar.” – “Ja, voor u ook en een goede gezondheid”- “Ja, want dat is het belangrijkste, een goede gezondheid. Voor u ook zoveel.”

Het zijn zo van die momenten dat mijn sowieso al hoog Alien-gehalte hoge pieken haalt. De alien in mij die met grote ogen kijkt naar ons mensen. Het is niet dat ik mijn medemens niets kan of wil toewensen, nee dat is het niet. Het is dat routineuze dat me zo ongemakkelijk maakt. Het moét. Stiekem merk ik tijdens het jaarlijks ritueel ook bij mijn medemens  vaak een interne zucht. En dan wil ik zeggen: “laat maar vallen, die wensen”. Maar nee, dat doen we dan niet. Want zo beleefd zijn we wel.

Ik doe nochtans mijn best hoor. “De àllerbeste wensen” zeg ik. Met de nadruk op àller. Om toch nog enigszins mijn oprechtheid te tonen. Maar wat dan met al die andere mensen hun wensen?   Je kan toch moeilijk zeggen: “Voor u heb ik wat matige wensen voor het nieuwe jaar. Tenslotte kennen we elkaar niet zo goed, en ik weet begot niet wat ik u zou mogen wensen.”  Vorig jaar vroeg ik, dat weet ik nog goed: “Wat mag ik u wensen?” Buiten een jawel, ongemakkelijke stilte kreeg ik dan te horen: “geef maar een goede gezondheid.”

Dus doe ik maar mee. Zoals iedereen. Ik doe mijn best om het echt te menen, in het moment. God wat wens ik u het allerbeste toe. Echt, ik wens het u echt.   Alsof dat wat uithaalt denkt de Alien in mij dan prompt. (Wie ben ik en wat maakt het uit)

Rituelen, het bindt en verbindt mensen.  Hoe komt het dan toch dat mijn interne alien er zich tegen verzet? Maar kom, er zijn ergere dingen. Zoals ziek zijn bijvoorbeeld. Dat is erg. Doe mij dus toch maar weer een goede gezondheid. Dank u.